De opdracht was iemand te interviewen over een eerste keer. Ik schreef er dit verhaaltje over:
Brommers kieken.
We stonden alweer voor de spiegel en we twijfelden nog steeds over onze carnavalspakjes. Eigenlijk was er niet eens sprake van pakjes, we hadden gewoon maar wat bij elkaar geraapt: oude t-shirts met klieders verf, kapot gescheurde panty’s, sjaals om ons hoofd geknoopt alla Cindy Lauper, zwarte oog make-up en hele korte rokjes. Die rokjes konden we iets laten zakken als er moeders in de buurt waren.
We mochten voor het eerst uit met carnaval, het stomme was dat we al om tien uur thuis moesten zijn.
‘Jullie zijn pás veertien, wat denken jullie wel?’
Alle drie onze moeders riepen dat, tot vervelens toe, bijna iedere dag. Gevolgd door de waarschuwingen voor alcoholgebruik, voor roken en vooral voor jongens.
Enfin, vandaag was het de eerste dag van het carnaval. We spraken af op het plein voor de kerk. Er trokken groepjes verklede mensen door het dorp en overal hoorde je muziek.
Nu, vanuit mijn volwassen herinneringen, denk ik dat we er verschrikkelijk uitgezien moeten hebben, maar toen was dat helemaal anders. We vonden onszelf prachtig en stoer en we zouden het dorp wel eens wat laten zien.
We liepen eerst even rond om te kijken waar iets te doen was en gingen uiteindelijk naar binnen in het gemeenschapshuis. Viel dat even tegen… De zaal was weliswaar leuk bont versierd en er was een diskjockey, maar de grote vloer was leeg. Aan het buffet stonden mannen die ons begroetten met gejoel. Een van hen had een Hawaï-shirt aan en droeg een grote plaksnor, Magnum P.I., maar dan met een bierbuik. De andere twee waren overduidelijk de Miami Vice mannen. Don Johnson met het zomerkostuum van een oom uit de stad dat drie maten te groot was, zijn partner in crime was bruin geschminkt en dat zag er uit als een hele enge ziekte. Ze riepen dat we bij hen moesten komen staan, ze vonden dat we er prachtig uitzagen en ze floten en joelden zo erg dat we bijna in onze broek plasten van ellende. Wat moest je in hemelsnaam doen in zo’n situatie.
‘Ze komen naar ons toe’ fluisterde Daphne 1. ‘Wat moeten we nu doen?’ siste Daphne 2.
We besloten dat we maar gewoon moesten gaan dansen. We bleven dicht bij elkaar, maar om beurten gluurden we naar de mannen en vertelden aan elkaar wat ze deden.
We wisten het alledrie niet zo goed en dansten “gewoon” verder. De mannen draaiden om ons heen en vriegen of we wat wilden drinken.
‘Hier meid, hedde een lekker biertje’, hij stond heel dicht bij me en keek me indringend aan met zijn blauwe ogen. Zijn snor zat vol schuim en hij rook heel erg naar alcohol.
Ze sloten ons in en maakten hun kringetje steeds kleiner. Ik voelde de dikke bierbuik tegen mijn rug en riep tegen de meiden: ‘wegwezen nú !’
Buiten renden we terug naar het kerkplein waar we puffend tegen een muurtje geleund vreselijk de slappe lach kregen.
‘ Zag je die bierbuik?’ riep Daphne 1 en ze rolde met haar ogen.
‘Wat denken die mannen wel niet?’ We waren het er unaniem over eens dat het oude viezeriken waren. Ik denk nu dat ze waarschijnlijk niet ouder dan 30 jaar geweest moeten zijn.
Carnaval viel eigenlijk een beetje tegen, de muziek was verre van waar we van hielden, het feest bruiste niet en de leuke jongens waren ook nergens te bekennen. We slenterden een beetje door het dorp en kwamen per ongeluk voorbij het (voor ons verboden) jeugdhonk de Ponderosa. Daar klonk de muziek veel meer naar onze smaak. Earth Wind & Fire ‘lets groove’ werd er op dat moment gedraaid en we hoorden dat het alright was.
‘Zullen we heel even kijken?’ Daphne 2 trok ons mee naar binnen. Het was er warm, het was er druk, de muziek was heerlijk en lekker hard. We bestelden een coca cola en stonden aan de rand van het dansvloertje onze ogen uit te kijken.
Nadat ik met een van de jongens gedanst had boog hij zich naar me over en riep in mijn oor:
‘ zullen wie brommers gaon kieken?’
Buiten nam hij me in zijn armen en kuste me op mijn mond. Zijn tong wriemelde zich tussen mijn lippen en er stroomde een warme golf door mijn lichaam.
Daphne 1 trok me aan mijn arm weg van hem. ‘Het is tien uur, we moeten naar huis.’
In bed ging de avond aan me voorbij. De gedachte aan die kus bezorgde me weer zo’n warme golf.
Ineens realiseerde ik me dat ik geen brommer gezien had…