Molenroute

We fietsten zaterdag jl. een molenroute, deels door de Alblasserwaard. Veel water uiteraard en op deze zonnige, zeg maar gerust zeer warme dag was er veel pleziervaart te zien en soms alleen maar te horen. Dat laatste had te maken met het feit dat de waterweg niet overal te zien was omdat het omzoomd was met hoge rietkragen. Zoals wij in Limburg soms te maken hebben met luidruchtige motorrijders hoorde je hier de buitenboordmotoren van de sloepen of hoe de bootjes ook mogen heten. Ik vond het ook opvallend dat er veel gezwommen werd in deze vrije wateren.

Maar dat eigenlijk geheel ter zijde want we fietsten door prachtige natuurgebieden en door leuke dorpjes. En uiteraard fietsten we langs de vele molens. Soms stonden ze zoals in Kinderdijk op een rij. Dat was ook het geval met de prachtige, meestal nog in gebruik zijnde molens op de Molendijk langs de Ammerse boezem. https://nl.wikipedia.org/wiki/Graaflandse_Molen

En overal kwamen we de boerenprotesten tegen. De ene keer in de vorm van de omgekeerde Nederlandse vlag, de andere keer in de vorm van de boerenzakdoek die vastgeknoopt was aan autospiegels of hekken rondom een wei of erf. Maar ook waren plaatsnaamborden afgedekt met een nieuw bord. BOERENLANDEN stond er dan en eronder: onafhankelijk sinds 2022. https://www.rijnmond.nl/nieuws/1526158/dit-is-de-nieuwe-republiek-boerenlanden-de-plek-waar-men-trots-is-op-elkaars-ambacht

Op de Lekdijk stopten we bij Landwinkel Pek die een prachtige pleisterplaats voor fietsers en wandelaars gemaakt had. Onder de fruitbomen kon je genieten van koffie, thee of fris en daarbij een gebakje met vers geplukte verrukkelijke kersen. Je had er de mogelijkheid om zelf te plukken, of om met een treintje door de boomgaard te trekken of je liep op je gemak door de winkel vol streekproducten. Mocht je in de buurt zijn dan zou ik zeker even stoppen daar . https://landwinkelpek.nl/

Kerewin

Ik las het boek Kerewin geschreven door Kery Hulme. Een dik boek en in de eerste veertig pagina’s moest ik wennen aan de schrijfstijl en had ik soms geen idee waar het over ging. Maar het verhaal begon te boeien en ik las verder.

Het verhaal gaat over Kerewin Holmes ( zelfde initialen en bijna dezelfde naam als de schrijfster zelf), ze woont alleen in een toren aan de zee. Ze wil daar helemaal alleen wonen en is selfsupporting, ze vist en groenten haalt ze deels uit de natuur. Op een dag treft ze een jongetje in haar huis, hij draagt een bordje waarop staat dat hij Simon heet en niet kan praten. Die ontmoeting is het begin van vriendschap, liefde en geweld. Het geweld maakt duidelijk hoe zeer een kind trouw blijft aan degene waar hij van houdt. Het verhaal is doorweven met Maori de taal en Maori de cultuur. Maar achterin het boek vind je de vertalingen, ook al wordt daardoor niet altijd duidelijk wat de bedoeling is.

Ik heb sommige passages twee keer gelezen omdat ik haar schrijfstijl nogal verwarrend vond. Ze springt geregeld van de ene persoon naar de andere, ze volgt gedachtengangen en dan denk je over wie gaat het nu? Maar alles bij elkaar genomen is het een boeiend verhaal, je leest door omdat je wil weten hoe het afloopt.

Over die afloop wil ik alleen maar kwijt dat het voor mij te snel en ook nogal verwonderlijk was.

De blote waarheid.

De zon werd gefilterd door het bladerdak en bescheen mijn witte benen. Tegenover me zag ik een ouder echtpaar zich nestelen op de ligbedden. Hij zette de stand van het hoofdeind goed, legde een grote handdoek eroverheen en hield haar hand vast toen ze zich neer vleide. De attentie en zorg ontroerde me. Ze had een zonneklep op en een dik boek in haar handen. Hij nam plaats op het andere bed en deed zijn ogen dicht. Hun gerimpelde huid was wel wat zon gewend, ze zagen er allebei getaand uit. Naast me zaten vier jonge vrouwen, ze dronken wijn en waren druk druk druk. Ik hoorde ze neuriën, ze schreven een liedje en hadden bij iedere nieuwe zin de slappe lach. Aan hun lichamen kon ik zien dat het moeders waren.

Naast het oudere paar lagen twee dertigers, strak in het velletje, gebruind en hij trainde in de sportschool. Ze hadden allebei flink wat tatoeages, je zou ze kunnen “lezen” als ze zich zouden ronddraaien. Ze lagen stil naast elkaar en ik zag dat zij soms gluurde naar hem, ze keek niet blij.

Ik hoorde dat de eerste opgietsessie van die dag was afgelopen en zag de rode dampende lijven voorbij komen. Het leuke van zo’n dag in de sauna is dat iedereen er zonder opsmuk en zonder maatschappelijke status is. Je bent niets meer dan je blote zelf, de een te dun, de ander te dik, jonge strakke lijven, oude rimpel lijven. Lijven met sporen van doorstane levenservaringen. Lidtekens, een geamputeerde borst, vel dat te veel is door verdwenen vet, hangbillen, of mooie strakke lijven die trots rondgedragen worden. Soms zijn er zelfs mensen met makeup, watervast of getatoeëerd. Maar het maakt allemaal niet uit, de blote waarheid verbindt en geeft een troostrijk gevoel.

De dames naast me waren intussen klaar met hun lied, ze zongen zachtjes met hun hoofden dicht bij elkaar tot het moment dat ze slap van de lach uit elkaar vielen. Met een glimlach op mijn gezicht deed ik mijn ogen dicht en fantaseerde over de geluksvogel waar dit liedje voor gemaakt was.

De schrijfopdracht was: schrijf een stukje over een herinnering aan je vader of je moeder en schrijf vanuit het perspectief van de leeftijd die je toen had. Ik was vier jaar.

Moeder maakt me wakker, ze zegt dat we moeten gaan. Ik heb er geen idee van waar we naar toe gaan. Ik krijg zelfs zondagse kleren aan.

In de huiskamer doet ze een deur van de kast open en daar staat een hele mooie pop. Die is voor jou zegt ze, maar dan moet je je wel gedragen vandaag.

Ik heb honger en dorst, maar moeder zegt dat ik niks mag eten of drinken.

Ze zet me in het stoeltje van de fiets en we rijden een heel stuk door de stad. Bij een groot gebouw stoppen we en ze zet de fiets in een rekje. In het gebouw lopen we door lange gangen. Ze zijn betegeld met gele tegeltjes. Ik vind ze wel mooi.

We komen uit bij een mevrouw met een witte schort en een wit kapje op haar hoofd. Moeder praat met die mevrouw en geeft haar een hand. De mevrouw pakt me bij een arm vast en trekt me mee. Ik wil dit niet en ik gil om mijn moeder. Maar moeder is al bijna bij de deur en kijkt niet eens om.

De vrouw brengt me naar een andere kamer waar een man op een stoel zit. Hij heeft ook een witte jas en hij heeft een stuk ijzer in zijn hand. Hij zet me klem tussen zijn benen en trekt mijn mond open.

Ik huil. Hij steekt het stuk ijzer in mijn mond, het doet vreselijk pijn en het stinkt.

De mevrouw neemt me mee naar een kamer met allemaal bedjes en huilende kinderen. Ik moet ook in zo’n bed.

Moeder is nergens te zien.